Inloggen - Registreer  

Uurx 240,00 6 19 BTW griffierecht EUR

Letselschade Magazine - Rotterdam - 30-07-2023 Naar vacature  

Rb Rotterdam 231111

carriereontwikkeling zonder ongeval;
 
kosten 22 ½ uurx 240,00 + 6% + 19% BTW + griffierecht = EUR 7.069,56.
2. De vaststaande feiten 
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen – voor zover thans van belang – het volgende vast. 

2.1. [bedrijf 1] produceert maaltijd- en voedingswaren en verpakt deze onder meer in glas en blik. RSA is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [bedrijf 1]. 

2.2. [verzoeker] was met ingang van 9 oktober 2003 via het [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2]) bij [bedrijf 1] tewerkgesteld als productiemedewerker op de afdeling Hotdog. 

2.3. Op 24 september 2004 heeft [bedrijf 1] aan [verzoeker] opdracht gegeven om schoonmaakwerkzaamheden te verrichten. Tijdens de uitvoering van deze werkzaamheden is [verzoeker] met zijn rechterhand bekneld geraakt in een draaiende pers/draaimachine (hierna: het ongeval). 

2.4. Bij brief van 28 november 2005 heeft het door RSA ingeschakelde [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3]) namens RSA aan (de gemachtigde van) [verzoeker] bericht dat aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval wordt erkend. 

2.5. Op verzoek van partijen heeft [persoon 1], plastisch- en handchirurg verbonden aan de maatschap 
 Zeist, op 25 mei 2007 een rapport uitgebracht over [verzoeker] waaruit – kort en zakelijk samengevat – volgt dat er tengevolge van de beknelling in de pers/draaimachine aan de rechter, dominante, wijsvinger sprake is van een crushletsel, ten gevolge waarvan ondanks een operatieve behandeling blijvende klachten en beperkingen resteren die [verzoeker] zowel in het dagelijks leven als bij de uitvoering van loonvormende arbeid in zijn algemeenheid en zijn beroepsuitoefening in het bijzonder belemmeren in zijn functioneren. 

2.6. Op 2 oktober 2008 is [verzoeker] als productiemedewerker gaan werken bij The Real Chocolat Company te Veenendaal tegen een salaris van € 1.338,46 bruto per maand. 

2.7. In opdracht van partijen is het Nederlands Rekencentrum Letselschade (hierna: NRL) ingeschakeld om een schadeberekening uit te voeren. In het rapport van 27 december 2010 komt het NRL tot een schade wegens verlies van arbeidsvermogen van EUR 240.963,00 (inclusief fiscale component, exclusief wettelijke rente). Bij die berekening is het NRL uitgegaan van de hypothetische situatie dat [verzoeker] zonder ongeval tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd in dezelfde functie bij [bedrijf 1] zou hebben gewerkt. 

2.8. In opdracht van RSA heeft ook [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4]) een schadeberekening opgesteld. [bedrijf 4] heeft de schade wegens verlies van arbeidsvermogen vastgesteld op een bedrag van EUR 23.445, 24 (exclusief wettelijke rente), berekend vanaf de datum van het ongeval (24 september 2004) tot aan het moment dat [verzoeker] de onder 2.6. bedoelde betrekking heeft aanvaard. 

2.9. [verzoeker] heeft tot op heden van RSA aan voorschotten een bedrag van EUR 15.000,00 ontvangen, waarvan EUR 2.500,00 ten titel van smartengeld. 

3. Het geschil 
3.1. Het verzoek van [verzoeker], zoals dit is toegelicht ter zitting, strekt ertoe RSA te veroordelen tot betaling van een bedrag van EUR 240.963,00 (met rente), althans RSA te bevelen haar medewerking te verlenen aan (een) deskundigenonderzoek(en), alsmede de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te begroten. 

3.2. RSA voert verweer, dat strekt tot niet ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in het verzoek, althans afwijzing daarvan 
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan. 
4. De beoordeling 
4.1. [verzoeker] heeft zich tot de kantonrechter gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Rv. In genoemd artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren. 

4.2. [verzoeker] grondt zijn verzoek op werkgeversaansprakelijkheid (van [bedrijf 1]) ingevolge artikel 7:658 Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met de directe actie bij aansprakelijkheidsverzekering ingevolge artikel 7:954 BW (jegens RSA). 

4.3. De kantonrechter stelt voorop dat niet in geschil is dat aan [verzoeker] een beroep op de wettelijke regeling van de directe actie bij aansprakelijkheidsverzekering toekomt. Op grond van artikel 1019w lid 3 Rv leent ook de directe actie zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Dat betekent dat [verzoeker] er ingevolge het zesde lid van artikel 7:954 BW ook in een deelgeschilprocedure voor zorg dient te dragen dat de verzekerde (in dit geval [bedrijf 1]) tijdig in het geding wordt geroepen. 

positie [bedrijf 1] 
4.4. Volgens RSA heeft [verzoeker] niet voldaan aan het vereiste van artikel 7:954 lid 6 BW en dient [verzoeker] daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek. Het verzoekschrift richt zich uitsluitend jegens RSA als aansprakelijkheidsverzekeraar van [bedrijf 1]. [bedrijf 1] wordt in de inleiding van het verzoekschrift wel genoemd, maar het verzoekschrift is niet tevens tot [bedrijf 1] gericht, aldus RSA. 

4.5. Voor zover RSA haar verweer op dit punt heeft gehandhaafd, volgt de kantonrechter haar daarin niet. In de inleiding van het verzoekschrift wordt [bedrijf 1] als belanghebbende genoemd. Naar aanleiding daarvan heeft de kantonrechter [bedrijf 1] op de voet van artikel 279 lid 1 Rv bij aangetekende brief van 26 september 2011 (vergezeld van een afschrift van het verzoekschrift) doen oproepen door de griffier. Aldus is [bedrijf 1] naar het oordeel van de kantonrechter in een zodanig stadium opgeroepen dat zij een behoorlijke en voldoende gelegenheid heeft gehad om haar belangen in de onderhavige procedure te behartigen. Daarmee is voldaan aan de eis van tijdigheid in de zin van artikel 7:954 lid 6 BW. Dat [bedrijf 1] gelet op de inrichting van het verzoekschrift door [verzoeker] niet expliciet als wederpartij in het geding is betrokken, gelijk RSA stelt, doet – indien en voor zover al juist – aan het voorgaande niet af. De ratio van artikel 7:954 lid 6 BW is immers dat voorkomen moet worden dat beslissingen worden genomen waarbij een van de betrokkenen geen partij was maar waaraan deze toch gebonden is, of beslissingen waarbij een van de partijen geconfronteerd wordt met een onwenselijke (rechts)situatie omdat deze bijvoorbeeld in de zaak tegen de verzekeraar een andere beslissing verkrijgt dan in de zaak tegen de verzekerde. Aan die ratio is met de tijdige oproeping van [bedrijf 1] door de kantonrechter voldaan. 

reikwijdte procedure 
4.6. De deelgeschilprocedure kan worden gevoerd over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen partijen rechtens geldt ter zake van aansprakelijkheid voor schade door dood of letsel in gevallen dat de beëindiging van dat geschil kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering zoals die zou zijn ingesteld indien de zaak ten principale aanhangig zou zijn gemaakt. 

4.7. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen, waardoor partijen een extra instrument in handen krijgen ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen. 

4.8. In de deelgeschilprocedure kunnen geschillen aan de orde komen omtrent of in verband met een deel van hetgeen terzake van de schade door dood of letsel tussen partijen rechtens geldt. De beslissing daarover dient ingevolge artikel 1019z Rv bij te kunnen dragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering zoals die zou luiden indien de zaak ten principale aanhangig zou zijn gemaakt. Met andere woorden: de rechterlijke uitspraak moet partijen in staat stellen om de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden. 

4.9. Een verzoek als het onderhavige, dat er – in essentie – toe strekt de uitgangspunten te bepalen voor het inkomen dat [verzoeker] zonder ongeval zou hebben genoten, valt op zich binnen de omschrijving van artikel 1019w Rv. Dispuut over de vraag naar de omvang van de schade als gevolg van verlies van arbeidsvermogen is immers te beschouwen als ‘een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen [partijen] rechtens geldt’. 

4.10. Het verweer van RSA dat het niet zou gaan om een deelgeschil maar een eindgeschil, treft geen doel. Immers, als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat [verzoeker] niet alleen schade heeft geleden en lijdt wegens verlies van arbeidsvermogen, maar ook wegens (onder meer) verlies van zelfwerkzaamheid, reiskosten, medische kosten en immateriële schade. 

4.11. Ofschoon duidelijk is dat nog de nodige stappen gezet moeten worden, ziet de kantonrechter voldoende mogelijkheden voor partijen om na haar beslissing het buitengerechtelijke onderhandelingstraject voort te zetten. Dat dit niet direct tot een vaststellingsovereenkomst (in de woorden van RSA: ‘eindregeling’) zal leiden, is niet doorslaggevend. Van belang is immers dat de verzochte beslissing een voldoende bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst - en daarmee aan de verdere schadeafwikkeling - en dat is naar het oordeel van de kantonrechter hier het geval. Daarbij komt dat partijen op de zitting te kennen hebben gegeven op zichzelf bereid te zijn tot het voeren van (verdere) buitengerechtelijke onderhandelingen. Voorts hebben partijen op de zitting te kennen gegeven dat

meer...

Naar vacature

Meer vacatures van Letselschade Magazine